Wat zijn de executieve functies en wat kun je ermee?

Waarom gaat het ene kind gemakkelijker aan het werk, ook nu er thuisonderwijs is, en het andere kind niet? Waarom regelt het ene kind wel zelf de eigen sporttas en vergeet de ander dan altijd wel iets?

Dit heeft vooral te maken met de ontwikkeling van je executieve functies, fundamenteel in de ontwikkeling van een kind. In dit blog lees je wat dit zijn, waarom ze belangrijk zijn en hoe je je kind kan helpen om ze verder te ontwikkelen.

De executieve functies

Het zijn eigenlijk de regelfuncties van je hersenen die er samen voor zorgen dat je de boel goed kunt plannen en organiseren en ook dat je je doelgericht gedraagt.  Deze functies bepalen eigenlijk al ons gedrag, niet alleen als het gaat om leren en plannen, maar ook op sociaal-emotioneel gebied zoals samenwerken, beslissingen nemen en kritisch denken. Als we geboren worden, zijn de functies nog niet ontwikkeld, ze zijn er alleen ‘in aanleg’. Kinderen hebben input vanuit hun omgeving nodig (zoals van ouders en leerkrachten) om de executieve functies goed te ontwikkelen. En het goede nieuws is dan ook: de functies zijn prima ontwikkelbaar, je kunt ze oefenen en er beter in worden.

Welke gaan al goed, welke kunnen beter?

ik leer leren executieve functies

Tijdens de training ‘Ik leer leren’ onderzoek ik samen met de leerling op welke executieve functies hij al hoog scoort, en ook welke functies hij nog beter zou kunnen oefenen, om ook daar de score te verhogen. Het geeft een kind al zoveel inzicht, hoe het nog meer van zijn sterke kanten gebruik kan maken en tegelijkertijd de minder ontwikkelde kanten kan verbeteren.

Kijk maar eens naar onderstaand overzicht van de 11 functies en bedenk eens in welke dingen je kind al goed is en in welke dingen minder goed. Bij elke functie staan ook tips om deze te verbeteren.


1. Reactie inhouden

Dit betekent eerst even rustig nadenkt: wat wordt er van mij verwacht, wat wil ik zeggen, wat wil ik doen. Dus dat je niet meteen van alles eruit flapt, door een ander heen praat, of door de klas loopt. Maar juist dat je eerst naar de vraag luistert, voor je met een antwoord komt.

Hoe kun je dit stimuleren: bijvoorbeeld met spelletjes waar je op je beurt moet wachten, de regels in huis of in de klas bespreken en oefenen, sociale situaties nabespreken en evalueren, positief gedrag belonen.

2. Werkgeheugen

Dit is je geheugen om informatie te verwerken. Dat je dingen tijdelijk kunt onthouden, om er later mee aan de slag te gaan: wat moest je ook alweer meenemen vandaag, hoe had de leraar uitgelegd dat je de opdracht aan moest pakken. En ook tijdens het maken van een opdracht of som: het onthouden van kleine brokjes informatie die je later weer moet gebruiken.

executieve functies

Hoe kun je dit stimuleren: opdrachten laten herhalen, het kind stimuleren om oplossingen te bedenken (reminders, to-do-lijstjes), zorgen dat er goed contact is (bijvoorbeeld elkaar aankijken) als je iets belangrijks vertelt. Verder kun je veel oefenen met geheugenspelletjes: dingen onthouden, memory, verhaal afmaken, ik ga op reis en neem mee, enzovoort.

3. Emotieregulatie

Dit betekent dat je je emoties onder controle kunt houden: alsof je een soort interne draaiknop hebt, waarmee je jezelf weer kunt ‘dimmen’. Een knop die zorgt dat je niet meteen ontploft, in huilen uitbarst of begint te schreeuwen. Je kunt jezelf beheersen ook als iets niet meteen lukt.

emotieregulatie executieve functies

Hoe kun je dit stimuleren: ontspanningsoefeningen (bijvoorbeeld even bewust letten op de ademhaling). Maak een to-do-lijstje voor de momenten waarop de spanning stijgt, bedenk helpende gedachten bedenken voor wanneer het nodig is. Positieve aanmoediging helpt ook goed! En gezelschapsspelletjes of dingen als mikado zorgen voor extra oefening met geduld en omgaan met verlies.

4. Volhouden aandacht

Hierbij gaat het om concentreren: je hoofd bij je werk houden, doorwerken, ook als het moeilijk is of saai, of als geluiden of dingen om je heen je afleiden. Je beseft het als je aandacht afdwaalt en bent in staat om dan weer ‘terug’ te komen.

Hoe kun je dit stimuleren: breng in kaart wat de afleiders zijn (in je hoofd? om je heen?) en hoe je deze kunt vermijden of wat je kunt doen als het weer gebeurt. Ontdek wanneer concentreren beter gaat en hoe dat komt. Hak het werk in kleinere stukjes en houd regelmatig een (beweeg)pauze. De pomodoro-techniek is hierbij ook handig. Vaak werken deze kinderen ook beter ‘onder toezicht’, dan houden ze het langer vol.

5. Het starten van je werk of taak

Op tijd beginnen aan je (huis)werk, zonder het alsmaar uit te stellen en zonder dat je hulp/dwang van buitenaf nodig hebt. Je gebruikt een routine of strategie om gemotiveerd te blijven om aan het werk te gaan, zelfs als je geen zin hebt.

Hoe kun je dit stimuleren: verdeel het werk in kleinere stukjes, maak planningen en to-do lijstjes. Bespreek met je kind wanneer het af moet zijn en wanneer hij dus moet beginnen. Laat je kind klusjes in huis doen, ook die waar hij geen zin in heeft. Praat samen over het doel van bepaalde taken die stom of zinloos lijken. Je kind kan ook bedenken wie of wat een startseintje kan geven: een klasgenoot, een ouder, een seintje van de telefoon. Bedenk samen met je kind een handige routine voor na school en voor in het weekend, met een balans tussen chillen en werken.

6. Plannen en prioriteren

Je kunt zelf een plan bedenken om je doel te bereiken of je taak te voltooien. Het gaat er daarbij ook om of je beslissingen kunt nemen en of je weet waarop je je aandacht moet richten

plannen executieve functies

Hoe kun je dit stimuleren: maak samen een planning, laat het kind zoveel mogelijk zelf denken. Bespreek ook met wie het kind de planning elke zoveel dagen evalueert. Laat je kind zelf inschatten hoeveel tijd hij/zij per deeltaak nodig heeft. Laat het kind zien hoe je langetermijnplanningen maakt en hoe je voor de dag zelf een kortetermijnplanning (to-do lijstje) maakt. Je kunt deze functie ook oefenen met dagelijkse dingen in huis, zoals het bakken van iets lekkers: wat heb ik nodig, hoe zorg ik ervoor, wat moet ik eerst doen en wat daarna.

 

7. Organiseren

Je kunt de dingen in een bepaalde logische volgorde zetten. Je werkplek is netjes, je hebt je spullen op orde en je werkt volgens een bepaalde planning of een bepaald systeem.

Hoe kun je dit stimuleren: bedenk samen met het kind een systeem hoe het zorgt dat het overzicht houdt: wat is het huiswerk voor morgen en wat heb ik voor de komende twee weken staan. Stimuleer het gebruik van agenda of andere tools. Help je kind met een handige indeling van de werkplek en een routine om deze opgeruimd te houden. Spreek af wanneer en hoe hij/zij de tas inpakt. Maak gebruik van een whiteboard of post-its in de kamer, voor het onthouden van belangrijke dingen.

 

8. Time management

executieve functies time management

Je kunt inschatten hoeveel tijd je hebt, hoe je die kunt indelen en hoe je je aan tijdslimieten en deadlines kunt houden. En je beseft dat tijd belangrijk is.

Hoe kun je dit stimuleren: oefen met vooraf inschatten hoelang iets duurt en achteraf evalueren of dat juist was. Stimuleer het gebruik van (kook)wekkers/timers. Werk met een dagelijkse planner en een weekplanner.

9. Doelgerichtgheid en doorzettingsvermogen

Je kunt een doel te formuleren en dat halen, zonder dat je je laat afleiden of afschrikken door andere behoeftes of belangen. Vaak kunnen kinderen dit heel goed als het gaat om hun gamen of sporten. Het is mooi om het gevoel in jezelf te herkennen. De volgende stap is om het toe te passen op doelen die je minder na aan het hart liggen.

executieve functies doelgerichtheid

Hoe kun je dit stimuleren: zorg dat het doel duidelijk is voor het kind, dat het ook echt dat doel wil halen. Help het kind met het zorgen voor overzicht, duidelijke deeltaken. Onderzoek welke gedachten wél helpen met doorzetten (bijvoorbeeld bij het sporten of gamen), en pas die toe op het leren. Geef complimenten als je ziet dat een (tussen)doel bereikt is.

10. Flexibiliteit

Het woord zegt het al: je bent flexibel genoeg om je plannen, gedachten en gedrag aan te passen, wanneer de omstandigheden veranderen. Je kunt dus een beetje meebuigen als dat nodig is. Of eens op een andere manier naar een probleem kijken dan de manier waarop je het altijd hebt gedaan.

flexibiliteit executieve functies

Hoe kun je dit stimuleren: als je weet dat je kind niet van verrassingen houdt, vermijd je misschien dit soort situaties. Help je kind door af en toe expres van plan te veranderen en vervolgens je kind hierin te begeleiden. Of als school plots dingen wijzigt of huiswerk te laat meldt, blijf dan zelf rustig en kijk hoe je daarin een voorbeeld kunt zijn. Soms is het gewoon ‘jammer’ dat iets niet doorgaat of plotseling wel moet. Even zuchten en weer doorgaan. Vertel hoe je hier zelf mee om hebt leren gaan.

11. Zelfreflectie

Dit is nadenken over jezelf: het vermogen om een stapje terug te doen om jezelf en de situatie te overzien, om te bekijken hoe je een probleem aanpakt en hoe dat eventueel beter kan.

minions meichenbaum

Hoe kun je dit stimuleren: stappenplannen maken, samen evalueren hoe iets gegaan is, wat er anders had gekund. Hou je oordeel voor je en stel vooral veel geïnteresseerde vragen of suggereer wat dingen. Eigenlijk moet je kind bij elke opdracht aan deze 4 stappen leren werken:
1. Wat is mijn probleem?
2. Wat is mijn plan?
3. Houd ik me aan mijn plan?
4. Hoe heb ik het gedaan?

En onthoud bij alles: hoe meer jij je kind zelfstandig laat nadenken en dingen zelfstandig laat doen – hoeveel extra tijd het jullie ook kost – hoe meer je je kind helpt met het oefenen van deze executieve functies!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *