Toetsvragen beantwoorden

Toetsvragen beantwoorden

Om een toets of proefwerk goed te kunnen maken, moet je allereerst de stof goed beheersen. Maar daarnaast is het minstens zo belangrijk dat je goed met de toetsvragen omgaat. Hoe zonde is het als je urenlang geleerd hebt, en dan fouten maakt omdat je de vraag niet goed gelezen hebt? In dit blog lees je tips om hier goed mee om te gaan, zodat je meer handigheid krijgt in het maken van toetsen.

1. Stop en denk na!

Zodra je een vraag gelezen hebt, begin dan niet meteen met schrijven. Stel jezelf de vraag: “Wat wordt er hier van mij gevraagd?”. Eigenlijk moet je de vraag een soort van ontleden: er zijn misschien verschillende elementen in de vraag waar je antwoord op moet geven. Of meerdere dingen die je moet beantwoorden. Het helpt als je deze onderstreept op je vragenblad. Maak voor je gaat schrijven eerst een plan in je hoofd van wat je allemaal gaat vertellen: welke argumenten, welke volgorde, hoe sluit je af.

2. Omgaan met de verschillende soorten toetsvragen

Er bestaan verschillende soorten vragen. Zorg dat je ze herkent, zodat je sneller begrijpt wat er van je verwacht wordt in het antwoord:

Simpele vragen

Wie was de grondlegger van…?

Dit zijn de vragen waar maar een kort antwoord nodig is. Vragen met wie, wat, waar, wanneer. Hier gaat het echt om feitenkennis.

Vragen over een begrip of definitie

Wat betekent [begrip X]?
Leg uit wat [begrip X] inhoudt.

Je herkent een begrip in de vraag en moet uitleggen wat het betekent. Benoem het begrip nog een keer in je antwoord en geef de volledige definitie zoals je die uit je boek hebt geleerd.

Het vergelijken van twee zaken of periodes

Leg uit wat de invloed is van [begrip A] op [begrip B].
Wat hebben [begrip A] en [begrip B] met elkaar te maken?
Wat is het verschil tussen de keizer in [periode A] en in [periode B]?

Als er twee begrippen of periodes in de vraag worden genoemd, dan moet je die ook allebei in je antwoord uitleggen. Je beschrijft dus (1) wat A is, (2) wat B is, én (3) wat het verband ertussen is (overeenkomst of verschil, oorzaak of gevolg). Drie elementen: dit is heel belangrijk om het volledige puntenaantal voor die vraag te krijgen!

Let op signaalwoorden: ‘en’ en ‘of’

Leg uit wat de gevolgen zijn vanuit een economisch en een politiek perspectief.

Het woordje ‘en’ geeft een opsomming aan. Hier moet je dus bedenken wat (1) economische én (2) politieke gevolgen zijn.

Geef 2 economische of politieke argumenten.
Hier staat het woordje ‘of’: dan kun je kiezen welke van de twee je gaat benoemen.

Bronvragen

Laat aan de hand van de kaart zien hoe …
Vertel aan de hand van deze spotprent waarom …
Leg met deze grafiek uit hoe…

Bij dit soort toetsvragen wordt verwezen naar een kaart, tabel, afbeelding of andere bron. Let ook goed op de beschrijving bij de bron: een schrijver, een jaartal, een plaats: ook dat is extra informatie. Zorg in je antwoord dat je ook elementen uit die bron benoemt:

Ik zie dat de lijn stijgt in het jaar ….
De vlag in de spotprent verwijst naar …
De rode gebieden op de kaart staan voor …


Benoem dit soort dingen letterlijk, zodat je docent weet waar je het over hebt.

Verbanden leggen

Dit vinden veel kinderen irritante vragen, dingen die je niet letterlijk uit je boek kunt halen. Ze vragen je om verbanden te leggen: oorzaak-gevolg; doel-middel. Hierbij moet je vaak intern googelen naar je feitenkennis: welk feit heeft welk ander feit tot gevolg. Zorg dat je alle elementen ook echt benoemt in je antwoord, dus gebruik de woorden ‘oorzaak’, ‘gevolg’, ‘doel’, ‘middel’ bij je uitleg, zodat het ook echt duidelijk is dat je het snapt.

3. Je leraar kan geen gedachten lezen!

Ik begeleidde ooit een jongen die in zijn toetsen vaak het woordje ‘enzovoort’ schreef. Die had gewoon geen zin om alles op te schrijven. Je loopt daarbij kans dat je antwoorden onvolledig zijn. Wees daarom overduidelijk over wat je aan kennis in huis hebt en schrijf het op. Je hoeft geen pagina’s vol te pennen, dan kom je in tijdnood, maar geef antwoord op álle elementen in de vraag.

4. Werk netjes

Werk overzichtelijk, schrijf netjes, laat witregels tussen je antwoorden. Dit maakt het ook gemakkelijker voor je om bij het nakijken van je werk nog dingen toe te voegen.

Tenslotte: goed voorbereiden

Wil je weten hoe je je goed voorbereidt op toetsen van tekstvakken, zoals biologie, aardrijkskunde en geschiedenis? Lees dan eens: Hoe leer je tekstvakken’ .

Veel succes met je toets!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *