“Ben je al begonnen met leren?”
“Heb je het druk vandaag?”
“Hoeveel moet je nog doen?”
“Ga je het wel redden zo?”
Het zijn vragen die je als ouder met de beste bedoelingen stelt. Omdat je wilt dat het goed gaat. Omdat je ziet dat de tijd dringt, dat de toets eraan komt, dat het huiswerk nog niet af is.
Maar je puber hoort iets anders.
Die zucht. Ontploft. Rolt met haar ogen, of trekt zich terug.
En jij denkt: “Ik probeer alleen maar te helpen…”
Jij uit je zorgen, maar je puber voelt druk
Je zegt bijvoorbeeld::
– “Je moet nu echt even aan de bak.”
– “Als je nou gewoon wat eerder begint…”
– “Ik snap niet waarom je het steeds uitstelt.”
Maar je puber hoort:
– “Je doet het niet goed genoeg.”
– “Je bent lui.”
– “Ik heb geen vertrouwen dat jij dit aankan.”
Niet omdat jij dat zegt. Maar omdat dit soort opmerkingen in hun oren niet alleen over school gaan. Het raakt het zelfbeeld, het vertrouwen en de eigenwaarde. En bij pubers is dat nog volop in ontwikkeling.
Ze staan al onder druk
Pubers staan al onder druk. School, toetsen, cijfers, profielkeuzes, prestatiedrang… en dan ook nog de interne druk van “ik moet het goed doen”.
Als ouder voel je dat ook en je maakt je zorgen.
Je denkt: “Als hij nu niet aan het werk gaat, gaat hij niet over”.
En uit die zorgen komt controledrang: je gaat vragen stellen, tips geven, reminders sturen vanaf je werk. Allemaal bedoeld als steun.

Maar voor je kind kan het voelen als:
– “Ik faal nu al.”
– “Blijkbaar zie jij niet dat ik m’n best doe.”
– “Ik kan het nooit goed genoeg doen.”
Wat kun je anders zeggen of doen? 8 tips!
Dit is géén pleidooi om alles maar los te laten. Maar wel om te kiezen voor verbinding vóór sturing.
1 Toon nieuwsgierigheid in plaats van controle.
– “Hoe is het met school de laatste tijd?”
– “Wat vind je zelf lastig aan plannen?”
– “Zou je het fijn vinden als ik je help met overzicht maken?”
– “Wat vind je het moeilijkste vak op dit moment?”
– “Wat helpt jou het meest om te beginnen als je vastloopt?”
– “Waar ben je deze week het minst tegenop aan het zien?”
– “Als je het in je eentje zou mogen plannen, hoe zou je het aanpakken?”
2 Gebruik open zinnen in plaats van gesloten vragen.
– In plaats van: “Heb je al geleerd?”
– Zeg eens: “Wat heb je vandaag nodig om rust te voelen rond school?”
– In plaats van: “Heb je alles al gedaan?”
– Zeg eens: “Wat ligt er nog op je bord voor morgen?”
– In plaats van: “Ben je al begonnen met leren?”
– Zeg eens: “Wat zou vandaag een haalbare eerste stap zijn?”, of:
– “Wat zou het nét iets makkelijker maken om te starten?”, of:
– “Wat maakt dat je er nu nog even niet aan wil beginnen, denk je?”
3 Bied hulp als optie, niet als drukmiddel.
– “Zullen we straks samen even kijken naar die toetsweek?”
– “Je hoeft het niet alleen te doen, ik ben er.”
– “Ik kan het even met je doornemen als je dat fijn vindt, hoeft niet.”
– “Zullen we het even samen structureren, dan kun jij het daarna afmaken?”
– “Wil je dat ik je over een uurtje even herinner, of liever niet?”
4 Reguleer je eigen stress voordat je gaat ‘helpen’.
– Want hoe jij erbij zit, bepaalt vaak hoe het gesprek verloopt.
– Zeg: “Ik merk dat ik er zelf gespannen van word — dat zegt misschien ook iets over mij.”, of:
– “Ik wil je graag helpen, maar niet vanuit mijn onrust.”, of:
– “Ik neem even een kop thee, dan ben ik weer wat zachter voordat ik meega denken.”
5 Wees een spiegel zonder oordeel
– “Het lijkt alsof je het moeilijk vindt om te beginnen. Klopt dat?”
– “Ik zie dat je snel afgeleid raakt. Wil je daar iets aan doen, of nog even niet?”
– “Wat denk je dat je nodig hebt van mij op dit moment?”
6 Erken hun autonomie
– “Je weet zelf het beste hoe jouw hoofd werkt. Wat zou jou echt helpen?”
– “Je mag dit op jouw manier doen. Ik ben er als je wil sparren.”
– “Ik heb ideeën, maar ik leg ze alleen voor als je dat wil.”
7 Gebruik humor, hou het licht
– “Oké, het Grote Schoolmonster is er weer… wie jaagt ‘m samen met mij weg?”
– “Zullen we eerst een gek dansje doen en dan pas serieus aan het werk?”
– “Wedden dat we binnen vijf minuten iets verzinnen waar jij bijna zin in hebt?”
8 Leg uit dat deze struggle normaal is
– “Weet je, leren plannen is óók iets wat je moet leren.”
– “Iedereen stelt dingen uit — het gaat erom hoe je dan nét op tijd toch nog in beweging komt.”
– “Het is oké dat het soms niet lukt. Dat hoort er echt bij.”
De tip die bij ons het beste hielp
Pubers zijn geen machines. Ze leren met vallen, uitstellen, proberen, weer opstaan. En ja, dat kan frustrerend zijn om te zien als ouder. Daarom geef ik je aan het slot van dit blog nog een overkoepelende tip:
Het is een soort hoofdgedachte die maakte dat ik onze puber uiteindelijk toch wel in beweging kreeg: ga ‘teamen’ met je kind. Die uitdrukking komt uit de gamewereld: ‘zullen we teamen?’. Een ‘wij tegen zij’-gevoel creëren.

Dus in plaats van je kind naar boven sturen, de wifi eruit trekken en boos worden: ga náást je kind staan en samen kijken hoe hij of zij die berg werk aan kan pakken – vanuit de weerstand of onmacht die je kind voelt.
Deze basishouding maakt dat bovenstaande voorbeelden gemakkelijker je mond uit rollen, je zult écht merken dat alles dan makkelijker gaat.
Wat jij zegt, telt. Maar hoe je het zegt… dat bepaalt of het binnenkomt.
Of niet.