Moeder in oorlogstijd

Wat we met Ferry doorstaan hebben, had ik nooit kunnen vermoeden, dat ik in dit schrift zou moeten beschrijven. Tot nu toe was alles zo prettig en mooi. Papa was wel weg, maar er waren geen zorgen. De oorlog is ook in ons land uitgebroken.

Verhalen over de oorlog

De eerste meidagen van 1940 waren angstig voor zowel mijn oma als mijn opa. Hij als soldaat gevangen en bedreigd door de Duitsers, zij met dreumes (mijn vader) gebombardeerd in Rotterdam. Een paar jaar terug ontdekte ik hun eigen getuigenissen. Oma’s dagboek over het leven van haar kindje, waar opeens woest de oorlog doorheen walste. En mijn opa’s militair verslag van zijn belevenissen. Vroeger vond ik het gewoon spannende verhalen. Nu ik moeder ben, raken ze me pas echt. Een moeder die zó in angst zat. Twee geliefden die op hetzelfde moment ver van elkaar zoiets heftigs hebben meegemaakt. Hoe overleef je dat samen, praat je daarover later? Helaas kan ik het niet meer aan ze vragen. Er werd sowieso niet veel over gesproken in latere jaren. Begin mei ging ze nog met haar kindje op bezoek bij het bataljon in Puiflijk:

2 mei 1940
Ferry (1,5 jaar) stond heel parmantig tussen al die soldaten in en iedereen had schik, want ze gingen met verlof. Ineens komt als ’n onweerswolk Sergeant Reys uit de cantine stormen en schreeuwt: “Ga maar terug, de verloven zijn ingetrokken”. Doodse stilte!!! Gevolgd door uitroepen als:  ’t Is maar gekheid, ’t is zeker in België”, enz”.

Bombardement Rotterdam

Op 12 mei vielen de eerste bommen in de buurt van oma’s huis, op de marinekazerne.

’t Was of het kind het gevaar voelde, zo doodstil lag hij in mijn armen. Alle ruiten sloegen in. Het huis stond te beven. De mariniers vluchtten uit de brandende kazerne. De lucht was zwart van de rook. Doodsangst hebben wij uitgestaan en wisten niet wat te doen. Een soldaat, die langs kwam, riep naar ons “Naar de schuilkelder”. Daar gingen wij en moesten vluchten. Vreselijk. Ferry viel daar in slaap en zo goed als het ging hebben we daar op een kussen, dat we meegenomen hadden, ’n bedje voor hem gemaakt.

Vanwege de tocht en de angst dat het kindje ziek werd, zijn ze naar de schuilkelder onder de melkfabriek gegaan. Daar voelden ze zich meer op hun gemak en veiliger. 

We hadden angst, vooral ’s nachts. De grootste zorg was nu voor mij om hier Ferry ’n goed bedje te geven. Samen met oma hebben we van lege kistjes en planken z’n ledikantje gemaakt. Heerlijk op ’n kussen en warm toegedekt en hij heeft geslapen gelukkig. ’t Zag er somber uit. Wat moesten we doen. Ik kon geen eten koken voor Ferry. We hadden wel koeken bij ons, maar het kind kwam veel te kort. Dat voel je als moeder zijnde zo erg, en dan die angst, voor wat komen ging. Waar moest dat naar toe. Ferry, altijd zo goed verzorgd, op tijd in bad en z’n eten en nu….

We lezen zo vaak verhalen van oorlog en vluchtelingen, ver van ons bed. Door zo’n verslag als dit besef ik de impact van zo’n oorlog op een ‘gewone’ moeder die tot dat moment haar kind altijd vol liefde had vertroeteld en verzorgd, de radeloosheid hoe het verder moest.

Beschoten bij de Grebbeberg

Ondertussen op diezelfde 12 mei was mijn opa bij Rhenen, op weg naar de Grebbeberg, samen met 30 andere militairen door een groep Duitsers opgepakt. Terwijl andere Nederlandse militairen op de Duitse soldaten schoten vanaf een viaduct, moesten de Nederlandse gevangen als levend schild op de weg eronder gaan staan.

12 mei 1940
Onder bedreiging met pistolen en misschien nog wel andere wapenen, werd ons gelast onze uitrustingen af te leggen. Men liet ons, nadat wij onze overjassen en veldjassen op de straat hadden gedeponeerd, nog even op het midden van den straatweg staan, daar vanaf het viaduct met mitrailleurs in onze richting werd gevuurd. Toen het vuren even ophield, werden wij een huis binnengebracht.

Ze werden naar boven naar een kamer van 15 m2 gebracht en moesten daar de hele nacht blijven liggen, terwijl het huis onder vuur lag.

Toen tegen den morgen het vuren heviger werd en ook de artillerie begon te schieten, werd ons gelast zoo plat mogelijk te blijven liggen. Dit bleek inderdaad noodzakelijk, daar de kogels dwars door de kamer vlogen, over ons heen. Plotseling, het zal zoo ongeveer tegen 10 uur geweest zijn, werd ons gelast: “Und jetzt heraus, schnell“. Wij moesten in ons overhemd, zonder veld- en overjassen de kamer uit, de trap af en de deur uit naar buiten. De Duitschers stonden boven aan de trap ons op te jagen met de wapens in de hand.

Ze durfden niet naar buiten, omdat ze dan door hun eigen troepen beschoten zouden worden. Maar ze moesten wel doorlopen van de Duitsers en velen werden toen door eigen vuur getroffen.

Ondergeteekende sprong onmiddellijk over het muurtje in den tuin van het ernaast gelegen huis en viel daar plat in het grind.  Ondergeteekende heeft, hetgeen hij thans nog niet kan begrijpen, zonder eenig letsel de andere zijde van het viaduct kunnen bereiken. Verschillende moeten echter hetzij gewond, hetzij gesneuveld ter plaatse zijn achtergebleven.

De volgende dag was het mijn oma gelukt om met haar moeder en haar baby uit het centrum van Rotterdam te vluchten naar vrienden in Schiebroek. Maar ook daar voelden ze zich niet veilig, want vlak daarvoor was er daar een bom gevallen. De doden en gewonden werden aan de overkant een noodziekenhuis binnengedragen. Die dag begon het verwoestende bombardement op Rotterdam, waarbij 800 mensen omkwamen en 80.000 mensen hun huis verloren.

14 mei 1940
De hele middag hebben we ook doodsangst uitgestaan. Aan één stuk door luchtalarm en hoorden we niets anders dan vliegtuigen die de noodlottige bommen op Rotterdam wierpen. Ferry, die doodop was, dorst ik niet in bedje te leggen, want wij stonden allen in de gang onder de nis. Ik heb z’n matrasje op de grond in de gang gelegd en daar heeft hij heerlijk geslapen, onbewust van de gevaren. Een vreselijke middag.

Ze besloten weg te gaan uit Rotterdam en kwamen op een boerderij terecht, in een grote paardenstal tussen 60 andere vluchtelingen uit de stad.

Sommigen waren ’n kind kwijt. ’n Klein jongetje was met ’n buurvrouw gevlucht en zocht z’n moeder! ’n Baby van 3 weken lag in stroo in ’n kruiwagen. ’t Was vreselijk. Toch waren we allen blij en dankbaar rust te hebben, al was het in ’n stal. Wij hadden gelukkig dekens bij ons en ons eerste werk was dan ook weer Ferry te verzorgen. Tussen oma en mama lag hij op de grond in het stro, helemaal in ’n deken gewikkeld. Hij sliep direct. Ik echter niet. Even ben ik nog in het donker naar buiten geweest. Om nooit te vergeten! In de verte zag je Rotterdam fel branden. De volgende avond kon je dat nog zien.

Mijn lieve oma… ze is er allang niomaet meer. Wat een leven heeft ze gehad. Op 3 maart 1945 lag ze in haar kraambed in een kliniek in Bezuidenhout (Den Haag), toen daar de hele wijk gebombardeerd werd – foutje van de Engelsen. Met een bakfiets is ze toen met baby en al in veiligheid gebracht. Na opa’s dood in 1953 bleef ze achter met 5 kinderen tussen de 5 en 15 jaar, voor wie ze de kost moest verdienen.

Ze had niet eens tijd om stil te staan bij oude trauma’s. Later af en toe, aan het einde van een kerstdiner, vertelde ze het verhaal en hingen we ademloos aan haar lippen. Zoveel vragen heb ik nu voor haar, die ik als kind nog niet had…

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *