Als leren anders werkt: 5 inzichten uit ‘Als alle breinen leren’

Sommige kinderen leren anders. Niet minder slim, niet minder gemotiveerd, maar gewoon… anders. In het boek Als alle breinen leren laat Saskia Schepers zien wat er misgaat in het schoolsysteem als we blijven denken dat er maar één goede manier is van leren en functioneren. En wat we kunnen doen om deze kinderen (thuis én op school) binnenboord te houden.

Eigenlijk zijn deze leerlingen ‘de kanarie in de kolenmijn’: ze signaleren als eerste dat er iets niet goed gaat in het onderwijssysteem, omdat zij er het meeste last van hebben. Maar uiteindelijk zouden alle leerlingen erbij baten als het systeem flexibeler wordt.

Wat is neurodivergent?

Neurodivergentie is een verzamelnaam voor breinen die anders werken dan ‘neurotypisch’. Denk aan ADHD, ADD, hoogbegaafdheid, autisme, dyslexie, dyscalculie, hooggevoeligheid of beelddenken. Vaak komen er meerdere kenmerken tegelijk voor, met unieke talenten én uitdagingen. Deze kinderen leren, voelen en reageren op hun eigen manier. 

Welke problemen zie je vaak bij deze leerlingen?

Veel neurodivergente kinderen lopen in het onderwijs vroeg of laat vast. Ze worden vaker gecorrigeerd, krijgen vaker te horen dat ze niet opletten, te traag werken, te snel gaan, te dromerig zijn, te druk doen, of dat ze zich “gewoon even moeten concentreren”. 

Surprised woman sitting at desk with laptop indoors, expressing amazement.

Het tempo ligt te hoog of juist te laag, de instructie sluit niet aan, de zintuiglijke prikkels zijn overweldigend, de werkvormen verwarrend. Terwijl hun hoofd soms vol zit met ideeën, krijgen ze op toetsen of in gesprekken vaak het label ‘ongemotiveerd’ of ‘onvoldoende inzet’. 

Steeds vaker zien we dat kinderen uitvallen. Soms fysiek: ze gaan met tegenzin naar school of blijven thuis. Soms mentaal: ze haken af, sluiten zich af, raken uitgeput of verliezen hun zelfvertrouwen. En vaak duurt het lang voordat dit als signaal van overvraging of onbegrip wordt herkend. In plaats van een aangepast aanbod, volgt extra druk of een nog strakker plan: als je weer naar school komt moet je die hele berg gemiste toetsen nog inhalen.

Ook leerkrachten en ouders raken gefrustreerd, want “ze kunnen het wel, maar ze doen het niet”. Terwijl motivatie niet het probleem is.  Het is het systeem dat niet past. De klas, de toetsen, de regels: alles is afgestemd op een gemiddeld brein. En dat zijn hun breinen niet.

En om tot bloei te komen, moet een kind zich niet hoeven aanpassen aan het systeem, maar mag juist de omgeving wat meer meebewegen.

Als alle breinen leren

In het boek Als alle breinen leren laat Saskia Schepers zien wat er misgaat als we neurodivergente kinderen langs de lat van een gemiddeld schoolsysteem leggen. Gelukkig laat ze ook zien wat wél werkt, met veel praktische voorbeelden van scholen die hier al grote stappen in hebben gezet.

Het boek legt helder uit wat ouders, docenten én scholen/instellingen kunnen doen om het onderwijs meer inclusief te maken.

De vijf belangrijkste inzichten uit het boek

Hieronder 5 inzichten uit het boek die je direct helpen anders te kijken. Anders kijken naar je kind, naar school, naar mogelijkheden en oplossingen. In het boek zelf vind je veel concrete voorbeelden.

1. Gedrag is communicatie

Het gedrag dat een kind laat zien geeft al zoveel inzichten. Wat wij zien als ‘vervelend’ of ‘afwezig’ gedrag is vaak een signaal. Iets in de omgeving past niet. Het is te druk, te saai, te snel of te langzaam.

Kinderen die friemelen, draaien, wiebelen of in hun capuchon wegduiken, doen dat niet expres. Ze proberen te reguleren. Om erbij te blijven, om vol te houden.

In plaats van corrigeren kun je ook met de leerling onderzoeken: “Wat heb jij nodig om te kunnen leren?”

2. Kinderen wíllen leren, als het ergens over gaat

Neurodivergente kinderen zijn vaak nieuwsgierig en creatief. Alle kinderen willen wel leren. Maar als het schoolsysteem alleen focust op stilzitten, invullen en toetsen maken, haken ze af.

Als je continu dingen moet doen die je niet liggen, wakkert dat frustratie aan.

neurodivergent in het onderwijs als alle breinen leren

Motivatie ontstaat als iets betekenis heeft. Als ze snappen wat het nut van de les is. Als er keuzes zijn. En als ze ervaren: ik mag hier zijn zoals ik ben. Daarvoor moet je soms stoppen met pushen en dingen opleggen, en meer gaan volgen.

3. Het systeem zit vol regels, maar je mag best buiten de lijntjes kleuren

Scholen zitten vast aan leerdoelen, PTA’s en lestabellen. Maar daarbinnen is vaak meer ruimte dan gedacht. In het boek staan genoeg voorbeelden van situaties die toch mogelijk bleken.

Laatst vertelde een collega me ook zo’n verhaal: een leerling die écht niet naar LO wilde omdat ze overprikkeld raakte van alle geluiden. Je kunt je afvragen: waaróm blijven we LO dan verplichten bij haar? Wat is er nog meer mogelijk?

En waarom geven we leerlingen niet de keuze bij het overhoren van een hoofdstuk geschiedenis: een presentatie, een proefwerk, een poster, of een essay over de inhoud?

Buiten de lijntjes kleuren vraagt lef.  Ons hele schoolsysteem zit natuurlijk vol met regels, docenten hebben er ook last van. Er zijn landen waar docenten veel meer vrijheid hebben over de inhoud van hun lessen en dat heeft een positief effect op de docenten én de leerlingen.

4. Een ‘handleiding’ met eigen inbreng van het kind

Bij een nieuwe school of leerkracht is het enorm helpend om samen een soort ‘gebruiksaanwijzing’ op te stellen:

  • Wat werkt wel en wat niet?

  • Wat triggert me?

  • Hoe ziet een goede dag eruit?

  • Wat helpt mij om te starten?

  • Wat speelt er nog meer thuis wat goed is om te weten?

Kinderen voelen zich serieuzer genomen als hun stem gehoord wordt.
En voor leraren scheelt het veel tijd en misverstanden. Er zijn scholen waar na een half jaar brugklas nog eens contact is met de leerkracht van groep 8, om bepaald gedrag te bespreken. Hoe fijn is het als iemand die al intensief met een kind heeft gewerkt met extra tips komt?

5. Respect voor de ouders

Ouders van neurodivergente kinderen zijn vaak kapot. Ik zie het ook veel in mijn praktijk. Ze zijn moe van het uitleggen, vechten, onderhandelen, aanpassen. Hun relatie staat op scherp vanwege verschillen van mening over de aanpak. En dan zijn er ook nog met de schuldgevoelens die overal op de loer liggen.

Scholen: luister naar ouders en hun verhaal. Stel vragen in plaats van oordelen. En vooral: werk samen. Als ouders en school als bondgenoten optrekken, wordt het voor het kind het allerbeste.

Zoek je meer hulp?

Wil je zelf beter leren omgaan met de stress, verwarring of zorgen die neurodivergentie soms oproept in het gezin? In mijn praktijk werk ik met ouders én kinderen, rondom de faalangst die kan ontstaan, het leren leren en ook de motivatie. Wil je weten of dat iets voor jullie is? Boek vrijblijvend een kennismakingsgesprek. Of start met mijn gratis e-book over motivatie bij pubers.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven