Het komt wel goed, mama

Het komt wel goed, mama

De eerste SE-week in de voorexamenklas, begin juni. Ik zag hem al het hele schooljaar aankomen. En omdat ons kind niet zo van de proefwerkweken is, voelde ik de bui al hangen: teveel toetsen tegelijk. Zeker omdat hij ook nog een belangrijk sporttoernooi zou hebben precies het weekend voor de examens. Hoe gaan ‘we’ dat managen?

Beren op de weg

Maar ja, ik ben bijna 50, hij is 16. De beren die ik van ver al zie aankomen, die vindt hij dikke onzin. “Het komt wel goed mama,” is een zin die ik vaak gehoord heb dit schooljaar. “Ik ga heus wel over!”. Maar ondertussen zag ik hem niet echt in de boeken. Sterker nog, hij ging in de struisvogelmodus, met een houding van: ‘Ik weet niet wat er op me af komt en ik ga me er ook niet in verdiepen’. En dat is dan nóg lastiger voor een moeder die vroeger zelf meer van het paniekerige was. “Ik wou dat je wat meer faalangst had”, verzuchtte ik soms tegen hem. “Wilde, niet wou,” verbetert hij mij dan steevast.

Planning

In de meivakantie hadden we wel iets van een planning gemaakt, maar dit soort types zijn gewoon niet van het plannen. Een planning geeft wel tijdelijk overzicht en vertrouwen, maar als je dan een paar dagen achterloopt, werkt het enorm demotiverend en gooi je alsnog het bijltje erbij neer. Eén SE mocht hij meteen na de vakantie maken, vanwege dat toernooi. Daar ging hij wel voor en dat ging ook goed. Het komt wel goed, mama.

En de tijd tikt langzaam verder. Voorzichtig kies ik mijn momenten uit, dat we er wél over kunnen praten. Onderweg naar zijn sporttraining. Of om half elf ’s avonds als hij van zijn werk terugkomt. Maar eigenlijk staat zijn hoofd alleen maar naar dat ene toernooi. De SE-week is van latere zorg.

In de buurt

En dan is eindelijk dat driedaagse toernooi achter de rug en is er geen les meer op school. Opeens zie ik hem daar een hele dag aan het werk, aan de eettafel. Ik heb me in de buurt genesteld en doe mijn administratie, want ik weet inmiddels dat hij vooral doorwerkt als er iemand in de buurt is. Zijn leerstijl (“aap” – samen) is om alles wat hij heeft gelezen ongevraagd aan iemand anders te vertellen. Dus ik offer me op de komende dagen. Sterker nog, ik heb de agenda van mijn coachpraktijk ervoor afgeblokt.

En zo gaat er een dag voorbij, waarin ik tevreden constateer dat er echt gewerkt wordt. En ik merk: hoe minder ik zeur, hoe meer hij doet. En hij komt pas in actie als het écht moet. Zoals al jaren, eigenlijk. Ik verwen hem met thee en aardbeien: goed gedrag moet beloond worden. Hij moet erom lachen. En voldaan rijden we naar zijn volgende sporttraining.

Zeurmoeder

Maar de volgende ochtend komt hij zijn bed niet uit. Ik ben de inzichten van gisteren vergeten en begin te zeuren. Op de rand van zijn bed, te dicht in zijn aura: ik praat over opstaan, leren, zijn plannen voor deze dag, verantwoordelijkheid nemen. Hij wordt bozer en bozer. Laat me met rust, straalt hij in al zijn poriën uit. Ik weet het, hij heeft gelijk, het zou beter zijn als ik dat deed. Toch vind ik opeens mijn eigen gepreek en principes belangrijker: de dag voor je eerste SE ga je niet tot 11 uur in bed hangen. Maar zo bereik ik natuurlijk niks. “Ik kom er pas uit als jij weg bent”.

In een poging mijn waardigheid te bewaren loop ik rustig de kamer uit en ik vertrek voor een bezoekje aan oma, die tenminste wel blij is mij te zien. Bij thuiskomst zit hij gelukkig weer in de boeken aan tafel. Maar ik kijk wel uit: ik praat niet meer met hem, hij ook niet met mij. Ik ga boven een hele berg was opvouwen en blijf zo toch wat in de buurt. Pas ’s avonds na zijn werk komt hij weer in de praatmodus en maken we onze botsing weer netjes en liefdevol goed. Dat is toch wel het leuke aan hem, hij blijft nooit lang boos. Daar kan zijn moeder nog wat van leren.

Bij alles checkt hij of ik het snap

En dan komt de grote dag van het eerste SE. Hij hoeft pas om 13:00 op school te zijn, maar staat wonderwel uit zichzelf om 9:00 op. Wijs geworden, begin ik niet over school. Ik ga mijn eigen gang, bij hem in de woonkamer, ik werk wat achter mijn laptop.

En hij begint te vertellen: alle filosofen en stromingen die hij heeft moeten leren legt hij uit, met voorbeelden. “Als je twijfelt of je bestaat, dan denk je, dus dan besta je. Descartes”. “Misschien is alles wat we meemaken wel een droom, zonder dat we het weten.” “Empirisme: alleen wat je kunt waarnemen bestaat. Dus als ik een kopje zie, en ik draai me om, hoe weet ik dan dat dat kopje er nog staat?”. Bij alles checkt hij of ik het snap. En ik denk van binnen: “Wow, dat hij dat allemaal weet, wat gaaf dat hij hierover kan nadenken” en neem tevreden nog een kopje koffie.

Stuiterdestuiter

Een half uur voor het examen begint hij druk te stuiteren door de kamer, hij blijft heen en weer lopen. “Wist je dat je onder begeleiding naar de WC moet daar?”. Zijn eerste SE, iets dat meetelt voor zijn eindexamen volgend jaar! En als hij dan eindelijk is vertrokken naar die grote gymzaal, ga ik een stuk wandelen. Stiekem loop ik toch even langs die zaal, ook al zie ik er niks. Onze zoon, dat kleine kleutertje van toen, nu zomaar bezig met een echt examen. Filosofie nog wel.

En al wandelend overdenk ik alle rollen die ik de afgelopen maand aannam: van politieagent tot dreigende moeder, van praatpaal tot troetelmoeder, toenadering zoekend en afstand nemend… Het is een dans die je doet met je puber, zonder duidelijke choreografie, een constant aftasten wat je volgende move is. Maar hij had gelijk natuurlijk: linksom of rechtsom, “Het komt wel goed, mama”.  

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *