“Wat heb je al eerder gedaan aan dit probleem en met welk resultaat?”. Dat is een vraag op mijn intakeformulier. Soms schrikken ouders er zelf van, als ze het allemaal op een rijtje gezet hebben. Het is in het kennismakingsgesprek al een interessant onderwerp om te bespreken. Als je kind van 12 al eerder een kindercoach, een speltherapeut, rots en watertraining, een paardencoach en reflexintegratie heeft gehad: hoe hard ben je dan bezig als ouders om dingen te fixen? Met de beste bedoelingen natuurlijk, maar wel goed om je af te vragen hoe helpend dit is voor het kind.
De maakbare wereld
Ik zie het ook wel eens bij middelbare scholieren in de bovenbouw: “Ik heb bijles voor economie en wiskunde, ik ben al bij SSL geweest voor examentraining natuurkunde en ik ga nog naar SSL voor wiskunde en Frans”. Bovenop dit legertje hulpverleners word ik dan ook ingeschakeld: “We hebben eigenlijk het idee dat ze nooit heeft leren leren”.
Dit is natuurlijk een extreem voorbeeld, maar ik ben ze wel tegengekomen de afgelopen jaren. “We willen geen druk op ons kind uitvoeren, maar we gunnen haar zo dat ze slaagt, anders moet ze nóg langer op die school zitten”.
Leun eens wat achterover
Een van de belangrijkste dingen die ik in mijn opleiding geleerd heb van Tea Adema, en ook het moeilijkste om toe te passen, was: “Leun eens wat meer achterover”. Wie moet er hier aan het werk? Hulpverleners, ouders en docenten werken zich een slag in de rondte om die puber aan het werk te krijgen. Maar het ironische is dat we die leerling juist nog passiever maken.
Als ouder wil je het beste voor je kind, uit liefde. Als docent wil je de leerling verder helpen, anders was je geen docent geworden. En als hulpverlener word je heel blij als je iemand kunt helpen. Maar voor alledrie geldt: soms moeten we wat minder helpen. Wat vaker stiltes laten vallen. Wat meer achterover leunen.
"Ik snap waar u heen wilt"
Een tijdje terug had ik een meisje tegenover me zitten. Van haar moeder had ik al begrepen hoe moeizaam de afgelopen jaren waren gegaan met school. Ze had nu bijles voor een paar vakken, had iemand in het zorgteam die wekelijks met haar praatte, een ander iemand die haar hielp met plannen (‘Maar daar doe ik niks mee’), buiten school was daar nog de praktijkondersteuner om mee te praten. Die deed overigens ook gesprekken met de vader en de moeder. Maar ondertussen voerde het meisje zelf weinig uit.
“Jeetje joh”, zei ik toen ik ze allemaal nog eens een voor een opsomde. “Zie je hoeveel mensen er allemaal hard bezig zijn om jou aan het werk te krijgen?”. Uiteraard kun je zoiets niet zomaar bij elk kind voor de voeten gooien, een beetje ‘rapport’ is wel nodig. Ik leunde wat achterover (die beweging alleen al helpt me om het zelf ook te voelen, want natuurlijk leef ik met haar mee en wil ik ook graag hard werken om haar te helpen).
Het bleef even stil. “Ik snap waar u heen wilt”.
Loslaten, hoe doe je dat?
Talloze blogs heb ik geschreven over loslaten. En hoe moeilijk dat is, zeker voor ouders die graag willen dat het goed gaat met hun kind. Of die bang zijn dat het helemaal mis gaat lopen. Loslaten is ook niet dat je je kind laat vallen als een baksteen. Het is meer ‘op een andere manier vasthouden’. Waarom? Juist omdat je wilt dat het goed gaat met je kind, dat je kind zelf in beweging komt, dat je kind zelf verantwoordelijkheid gaat nemen.
Ga de komende dagen eens oefenen, leun eens wat meer achterover. Als ouder, als docent, gewoon op je werk. Doe even niks en wacht af. Blijf ademhalen en glimlachen.
Blijf vertrouwen uitstralen: “Ik weet dat jij dit zelf kunt”. Onbewust pikt de ander dat op, of je het nu meteen ziet of niet.

En wie weet kijken ze even raar. Huh? Wordt het niet vanzelf voor me opgelost? Misschien zijn ze niet dankbaar. Maar hou in je achterhoofd: jij wilt hier zelfstandige wezens van maken, dat doe je alleen door zelf een stapje terug te doen.
Vind je dit lastig? neem gerust eens contact met me op, plan een kennismakingsgesprek in, wie weet kan ik je helpen. En als het nodig is, leun ik zelf ook even achterover! 🙂